Pagina's

30 juni 2013

Dr. E. Rijpma - Beknopte Nederlandse Spraakkunst (J.B. Wolters Groningen Djakarta 1951 26e)

Eigenlijk al een oud boek van Dr. E. Rijpma, de eerste druk is namelijk uit Kampen, 1909. Ik moest het aanschaffen voor de H.B.S. 4b1 en dat is in 1960.

Dr. E. Rijpma - Beknopte Nederlandse Spraakkunst (J.B. Wolters Groningen Djakarta 1951 26e)


Het is de eerste grammatica met een degelijke systematiek, heus niet alle hebben die kwaliteit, die ik onder schoolse ogen kreeg. Ik bedoel dat ik als wiskundeman gevleid wordt met een grondige en degelijke opzet, dit in tegenstelling tot een Engelstalige Griekse grammatica die wijlen prof. Dr. Rogier Eikeboom mij liet zien in 1997, met zijn commentaar "compleet onleesbaar"! Systematiek heeft dus een intrinsiek gevaar er crazy van te worden want als je als een Intelchip constant aan de verkeersregels denkt kan je niet eens autorijden.

Wat ik haar niet heb geraadpleegd zowel op school als na school. De spelling is niet zoveel anders dan nu, ik zie nog wel staan het werkwoord koopen (p122). Prachtig vind ik de lijst van bijwoordelijke bepalingen van plaats, tijd enz. met voorbeelden (p47-48). Waar vind je zoiets? De lijst van onderschikkend zinsverband als de meest gebruikte lijdend voorwerpszin (p132-133) en de lijst van bijwoordelijke zinnen (p133-134). De bepalingen van gesteldheid heb ik altijd wat bezwaarlijk gevonden aangezien zij gedeeltelijk bijvoegelijk en gedeeltelijk bijwoordelijk zijn (p49).

Doch een nomenclatuur is die van het bijwoord, een onderverdeling als bijwoordelijke uitdrukking  in voornaamwoordelijk en voegwoordelijk (p73). Hoe vaak ik dit niet gelezen heb en na enige tijd weer glad vergeten. Ze werden op school ook niet behandeld maar ik als leergierig mens keek er wel naar.
Voornaamwoordelijke bijwoord: Hij wist nog nergens van, wat dus van niets vervangt, een voorafgaand voorzetsel van een voornaamwoord (p72-73). Er zijn nog vijf onderklassen maar dat is niet zo erg belangrijk om uit het hoofd te leren.
Voegwoordelijk bijwoord: De jongen is lui, bovendien is hij dom. Hier is het bijwoord een verbindingsmiddel tussen twee gelijksoortige zinsdelen (p73-74).
Maar dan wordt het eine Gratwanderung bij het bijwoordelijke - en bijvoeglijke voornaamwoord (p79). Onze grammaticus gaat hier zelf(s) twijfelen, ik schrijf ze dan ook niet op en dat is precies wat ik in met name de Duitse grammaticae heb bespeurd: een psychotische krampachtigheid tot rangschikken en overal naampjes aan geven (da stellt sich das Wort hinein, naar Goethe).

Ik heb vele boeken over de taalindeling, 'n paar Latijnse, meer dan vijf Franse, zo'n tien Duitse en slechts een Engelse. De allermooiste ter wereld is die van Lucien Sausy - Grammaire Latine complète (Paris 1977), gewoon een multi-matrix! Alle bewondering alhoewel ik aanvullingen heb verricht...

Ik ben dus, U zult het wel gemerkt hebben, een grammaticafiel. Menig scholier baalt er van, ik niet. Mij zijn dan ook twee vlijtprijzen + boek toegekend geworden!

PS: Er is wel eens geprotesteerd tegen heidens rangschikken toen Linnaeus zijn botanische geslachten publiceerde kwam later de Franse De Jussieu met een betere indeling in rangen welke beide Gods natuur niet zouden herscheppen?