De informatie van 'n tweevoudige bijeenkomst over "De eerste dagen na het sterven" en "De tijd daarna" ten huize van de antroposofische Christengemeenschap te Amsterdam is hier gecompileerd tot een ooggetuigenverslag gekruyd met mijn kritische interpretatie.
De overlijdensfase, of terminale fase (in drieën) is te bespeuren door het optreden van 'n typische sfeer bij ervarenen bekend. De moeilijke fase pijn, zorg & strijd wordt dan gevolgd door intreden van stilte, kalmte & rust met mogelijkerwijs coma. De uittreding zelve ten slotte is pijnloos. Gewenst zij zeker in de laatste twee levensdagen toediening van pijnstillers te minderen om de ziel niet te laten hallucineren en haar de oriëntatie te laten verliezen, wat bij plotselinge dood volstrekt zal geschieden. Zij vertoeft nog 3½ dag in het dode lic-haem (vlees-hemd) en wordt geacht tot het "zilveren koord" verbreekt nog "aanspreekbaar" te zijn. Hoe, daartoe alles volgende.
Bronnen van kennis en inzicht in casu zijn er vele. Het Tibetaanse Dodenboek ±800 is een, de referenties uit de Bijbel zijn andere. Aangezien concordantieregisters een functie zijn van de desbetreffende tekst of vertaling kan men een verschillende lijst van de beschrijving als glans en licht van de ziel in de geesteswereld laten uitdraaien, doch de Bijbelteksten verschillen in allegorische kwalificatie onderling heus niet zóveel dat niet voor het zielengewaad an sich termen in de betekenis van reinheid gehanteerd worden als onaards wit, wit-glanzend, oplichtend, wol & puur fijn linnen, blank gewassen in het bloed van het Lam &c. Ik tel er zo 19, maar het kunnen er meer zijn, de meeste uit de Apocalypse van Johannes, welke par excellence handelt over de geesteswereld!
Wat een omslag t.o.v. de antieke onderwereld: duister, grauw, donker en inktzwart, door zowel Orpheus als Aeneas bezocht. De Nederdaling van de Christus ter helle (Credo) is een proces van "doordringing van lichtkracht voor de gestorven zielen", einde citaat. Ik heb hier nu toch wel altijd moeite mee gehad, als ik bedenk dat het christendom na verloop van tijd gepredikt moest worden ter zaligmaking aller volkeren, maar daarmee de zielen der (vroeger) geleefden toch maar mooi buiten de boot vallen, naar Porphyrius. Ik moet het maar een theologische truc van de eerste christenen vinden. Echter wordt deze plotinist op een avond als hier allerminst snel aangehaald... Als getuigenis wordt nog genoemd de helderziende Anna Katharina Emmerich (1774-1824) en als getuigenverklaring die altijd zo nadrukkelijk plechtig wordt betuigd, dus verklaard, de talloze BDE-verklaringen (Bijna-Dood-Ervaring), waarover ook de Soefi-beweging in Nederland het eerste weekend van mei te Katwijk een congres hield. Ik begrijp dat twee avonden niet zijn voor een uitputtende en kritische behandeling van historisch bronmateriaal, zodat ik derhalve volsta met het verstrekken dezer voorbeelden.
De opbaring van het stoffelijk overschot, met aanwezige ziel naar ik verneem, dient te geschieden in een volstrekt propere intieme kleine ruimte als een kapel, koel, echter zonder ruisende apparatuur, sfeervol, kaarsen, bloemen en rust. Maar niets overtreft je eigen vertrouwde huis! Ik herinner mij nog dat een buurvrouw over haar gestorven echtgenoot eind vijftiger jaren mijn moeder zei bij het inviteren tot rouwbezoek met de zin "Hij ligt er zo mooi bij" en mijn moeder dit zonder aarzeling opvolgde. Wie zal nu willen beweren dat de sfeer er niet meer toe doet? Er zijn in vroeger jaren genoeg punten besproken van de commerciële massaüitvaartindustrie, waarbij bezoek een minuutje duurt om de volgende dode, die al ligt te popelen van ongeduld, ook aan de beurt te laten komen...
Het waken wordt geacht te geschieden door familieleden, nabestaanden en bekenden maar op deze twee avonden staat de z.g. "Waakgroep" centraal. Die bestaat uit twaalf personen, vrijwilligers, nu acht. Primair betoogd dat de overledene gastvrouw is, en indien ik even mag slikken, met wie men de tijd deelt. Men is 1 uur aanwezig met obligaat positieve gedachten als proviand voor dier ziel. Men kan louter zitten in goede gedachten, het mysterie van de bloem observeren, lezen of voorlezen, waarbij het Johannesevangelie zich goed blijkt te lenen.
Van grootste importantie is de overledene niet alleen te laten om de Geisterstunde, als de zon het verst verwijderd is, zodat waken tussen tien uur 's avonds en twee uur 's morgens een must is. De vertrekkende ziel moet de onze kunnen waarnemen en een geestelijke communicatie aangaan. Herinneringen doemen bij de wakers op, totaal vergeten. Men bekijkt de dode afwisselend links of rechts en ziet in de gelaatshelften geleidelijk 'n verschil optreden. Dit lijkt mij buitengewoon griezelig, je moet er maar tegen kunnen. Ik moest onwillekeurig glimlachen toen ik hoorde dat bij een ongelovig of niet-religieus mens, die kennelijk ook een christelijke uitvaart mag krijgen God zij dank, gerust sprookjes mogen worden voorgelezen. Sprookjes! Komt dat niet komisch over? Ik dacht "zijn ze nou helemaal?" Maar toen herinnerde ik mij dat sprookjes de gebroeders Jakob en Wilhelm Grimm niet uit de lucht zijn komen vallen en dezen wel degelijk overgeleverde oeroude Germaanse volkswijsheid in hun productie hebben verwerkt, zodat dit idee lang zo gek nog niet is!
Het geestelijk proces bij de overledene bestaat uit drie delen.
1. Beeldvorming waarin de tijd ruimte geworden is. Het geleefde leven spoelt (zich) als een panorama retrogradisch af, in alle rust en innerlijke vrede. BDE's hebben treffende beschrijvingen opgeleverd, zoveel, dat je er niet meer omheen kunt dat hier iets gebeurt. Het gewaad is aards zwart.
2. Oordelen als een innerlijke decisie, wat voorheen vagevuur werd genoemd, een verdiept doormaken vanuit gene zijde.
3. Het rechterlijk besluit waarbij mij uiteraard door de beknoptheid der informatie in voornoemd tijdsbestek niet duidelijk wordt of dit passief of actief is, in elk geval werd wel gesteld de psychostasie (het wegen der geesten in het Oude Egypte) tegelijk met het opmerkelijke "dat men tegen-zichzelf kan oordelen." De zintuigen des lichaams zijn weggevallen en het gewaad is wit geworden. De reis is begonnen!
De reis wordt door een ervaren spreekster verhaald symbolisch aanschouwd te zijn geworden toen zij met de automobiel op weg was naar 'n stervende. Drie malen heeft zij keer op keer een witte wolk waargenomen met een gat, zeg een "holle wolk", het geen zij duidde als de geopende poort voor het begin van de reis. Ik kijk haar met verbijstering aan en denk "Wie maakt nu zoiets mee?" Zij was echter bloedserieus.
Het gezelschap beluistert haar woorden derhalve ook met ingehouden adem, want hier is iets ongelofelijks aan de hand waar 'n stompzinnige in het ondermaanse vol lust & materieel vertier werkelijk geen enkele weet (meer) van heeft...! Het verhaal wordt besloten met de constatering dat na overlijden van onderhavig persoon eveneens een wolk werd gezien maar met dit verschil dat die echter gewoon "vol" was, ditmaal te duiden als een gesloten deur. De reiziger is dus al ver weg.
Tja, hier zitten we nou met ons mond vol tanden.
Toch is ook dit persoonlijke geschiedenisje zo dwaas nog niet! De Etruskische haruspices gingen wel degelijk uit van o.a. het duiden der hemeltekenen, wat in geringe mate is overgenomen door de Romeinse Auguren. Wie deze zaken in zijn geestelijk leven kan opnemen en activeren tot een vol-bewustzijn, is een
absoluut bewust levend mens van hoog kaliber, denk & zeg ik. Acte! Waar vind je die nog? De mantiek is een groot kapittel om hier systematiserend te verhandelen, ik ben niet eens expert, echter mogen we best aanvoelen dat er volgens de dichter méér is tussen hemel en aarde. Wat serieus is verdient alle hoogachting tot timoratus (Furcht, Duits) toe, waarbij in defensio onmiddellijk gesteld moet worden dat ook in de oudheid er lui zijn geweest die er een potje van gemaakt hebben, wetend als Cicero zijn confrère Cato citeert zich de situatie in te denken dat twee waarzeggers elkaar op straat tegen komend niet in schaterlachen moeten uitbarsten hoe goed zij de naïeven des geestes, zeg maar de dommen, wel in de tang hebben? Ik heb dit ook eens van Jomanda gedacht die in bed verzuchtte hoe weer een mysterieuze streek uit te broeden om na lange tijd van huwelijk toch te moeten scheiden, want een dubbel-leven fnuikt.
Ook komen een viertal huiveringwekkende voorgevoelens tot de dood ter sprake, die ik niet overschrijf. Het lijkt wel of de mens intuïtief kennis draagt van zijn naderend einde en daar op een of andere wijze mee zinspeelt. Als meest bizar exempel weet ik de dochter van George Simenon die als jong meisje tien jaren heeft geschreven over de dood en niets anders over de dood en er uiteindelijk op de dag van haar volwassenheid een kogel achter zette. Haar vader gaf haar mee "een brief aan de hemel" als ticket op de lange reis, welke innig droeve tekst ik heb gelezen.
De uitvaart geschiedt na drie dagen bij rituale (ad hoc ritueel) met Johannes H17 te midden van alle familie en bekenden. Ook deze teksten dienen als begeleiding naar de toekomst. De kist wordt gesloten.
Wie zich bezighoudt met deze aangelegenheden of beter geestelijke materie verricht zijn werk niet voor niets, want hij zet zich in en krijgt er wat voor terug!
Aldus mijn ervaring op deze dubbel-avond over de dood en erna, een onderwerp dat mij geenszins interesseert maar mij toch onverwachts heeft geboeid.
8 XII 2000
Jos Heitmann
Amsterdam
19 oktober 2010
07 oktober 2010
Jean de France, Duc de Berry - Les Très Riches Heures
Jean de France, Duc de Berry
Capetingse prins (1340-1416) uit het gebied Languedoc (gouvernement,1380)/Aquitanië.
Ook vermeld onder Johann, Herzog von Berry.
Duc De Berry trok vanaf ±1400 getalenteerde Vlaamse/Zuid Nederlandse kunstenaars aan het hof, als vóór de Gebroeders van Eyck, Klaus Schuier, Klaus van de Werve, André Beauneveu, Jean de Cambrai, Jacquemart de Hesdin en de gebroeders De Limbourg, of Limburg.
Afkomstig uit Nijmegen (1385 à 1390), Gelders gebied óf misschien Limbricht, ten noorden van Sittard, ten oosten van Maaseyck, eveneens Gelders.
Paul (=Pol) is de belangrijkste. Zijn naam ooit ontdekt uit een oorkonde en afrekeningen (1411) van Duc De Berry. Paul nam met zich broers Jan (Johannequin of Johan) en Herman (of Hermant). Ouders heb ik niet genoteerd, waarschijnlijk niet rijk. Genealogisch probleem of de drie broers neven waren van Jean Maloud, werkzaam te aan het hof te Bourges, want 1411 eerste aanwijzing dat na het overlijden 1409 van de schilder Jacqemart de Hasdin opvolging werd geregeld, waarbij de namen Polequin Manuet en Jehanequin Manuet geschreven staan; nu had Malouet (=Maloud, zie boven) twee neven, genaamd Herment en Jacquemin of Gillequin. Men identificeert nu de Polequin = de Pol =Paul, Jehannequin = Jaquemin of Gillequin en Herman = Herment. "Meer kan men niet ervan maken", maar wie zal zeggen dat dit niet een treffer is? Men stelt immers geen twijfel meer te hebben dat deze(n) de vervaardigers zijn.
Paul had iets van de invloed van de kunst te Avignon (wat precies niet nagegaan), moet gereisd hebben naar Italië, Florence (jaar n.b.), alwaar hij opzien baarde de eerste noordeling te zijn en gesteld wordt altijd noords artistiek gevoel behouden te hebben plus Italiaanse invloed.
De schilders geweest aan hof te Bourg/Dijon Philips de Stoute 1402/3, stierf 1404.
Jeugdwerk is Heures d'Ailly (tussen 1403 en 1413), in bezit van baron Edm. De Rotschild. Een Brevias voor Hertog Jan zonder Vrees, nu in Britisch Museum.
Daar een zekere Guill. de Mets namen noemt, zijn De Limbourgs te localiseren. Belles Heures (1403 of 1410-1413, maar een zekere kunsthistoricus Meiss stelt 1405-1408), eerder gesteld dat Jacquemart de Hesdin de maker hiervan, als van de Grandes Heures. Maar de Belles Heures = Heures d'Ailly.
Was het dan atelierarbeid voor alle aan het hof verbonden artiesten??? In Musée de Cloîtres te New York.
Très Riches Heures in Musée Condé te Chantilly het belangrijkste werk, (1413-1416) en bleef onvoltooid; wellicht stierf Duc de Berry 1416 te Bourges aan de pest en moesten allen vluchten. Paul gehuwd, geen kinderen. Opeens lees ik dat 1434 hem een huis werd geschonken te Bourges. Men vermoedt dan dat Jan en Herman vóór 1434 zijn gestorven.
Paul bracht het tot groot aanzien en vermogen door schenkingen, kreeg de hoge titel "valet de chambre", gelijk na hem Jan van Eyck aan het hof van Philips de Goede.
In 1485 belandde het manuscript bij de hertog van Savoye, alwaar het inderdaad werd voltooid door Jean de Colombe uit Bourges. In de 16^ eeuw bezit van Margarete van Oostenrijk, te Mechelen.
Hiermee beëindig ik mijn sleuth, aangezien nóg meer bladeren, nóg meer verschillende jaartalletjes oplevert. Vreselijk! We weten aardig goed hoe de zaken chronologisch liggen, ingebed in het kunsthistorisch tijdsgebeuren en dit moge suffisant zijn voor ons begrip.
Ik heb nu gezien de maanden januari, juli en oktober, zal van de zomer alle platen + explicatie bekijken op de afdeling Zeldzame en Kostbare Werken van de UB.
AMSTERDAM, 28 februari 1997
Toevoeging 7 X 2010:
Maar zij vermeld ten slotte dat menig boekwerk over onderhavig kunstwerk ondanks de adembenemende platen allerminst wetenschappelijk hoeft te zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)