Lord George Weidenfeld is op 20-1-2016 gestorven in de leeftijd van 96. Ik zag hem in een interview op de BBC tv op maandag 12 oktober 2015 waarin de lord na veel nogal stroef gevraag verklaart dat Joden in Europa veilig zijn. En dat desondanks hij adviseur van Chaim Weizmann (+1952) is geweest, toch blijk geeft geen zionistische mentaliteit toegedaan te zijn. Aha, derhalve was 'n vraag dus in die richting gesteld geworden, eigenlijk dan wel slim.
Deutschlandfunk 20-1-2016
22 januari 2016
20 januari 2016
Herr A. Voßkuhle (BVG) wordt uitgevraagd
Herr A. Voßkuhle, 52, president BVG te Karlsruhe, werd uitvoerig geïnterviewd over de crisis in Europa. Werkelijk schitterende informatie.
Deutschlandfunk 20-1-2016 (audio)
Samenvatting (Duits)
De Duitse grondwet voorziet in een geloofsvrijheid en pluriformiteit. Niet lang geleden werd de grensopening gezien als wederrechtelijk maar in vijf jaar is een begrip ontstaan dat je niet recht stricterwijs kan toepassen. Dan nog is het Avondland niet in gevaar. Klacht van CSU is ongehoord.
Duitsland heeft Europa wel rechten afgestaan doch er voordeel voor teruggekregen. In elk geval is 'n staatsvolk met (gesloten) grens 19e eeuws gedachtengoed.
Polen heeft een grens overtreden met de beperking van het grondwettelijk hof.
Voßkuhle is 6 jaar president van het BVG, had president van Duitsland kunnen worden.
Deutschlandfunk 20-1-2016 (audio)
Samenvatting (Duits)
De Duitse grondwet voorziet in een geloofsvrijheid en pluriformiteit. Niet lang geleden werd de grensopening gezien als wederrechtelijk maar in vijf jaar is een begrip ontstaan dat je niet recht stricterwijs kan toepassen. Dan nog is het Avondland niet in gevaar. Klacht van CSU is ongehoord.
Duitsland heeft Europa wel rechten afgestaan doch er voordeel voor teruggekregen. In elk geval is 'n staatsvolk met (gesloten) grens 19e eeuws gedachtengoed.
Polen heeft een grens overtreden met de beperking van het grondwettelijk hof.
Voßkuhle is 6 jaar president van het BVG, had president van Duitsland kunnen worden.
Labels:
Bundesverfassungsgericht,
BVG,
Europäische Union,
Grundgesetz,
Karlsruhe,
Voßkuhle
Amsterdam, Netherlands
Amsterdam, Netherlands
19 januari 2016
Bruckner's VIII - Nederlands Philharmonisch Orkest zaterdag 16 januari 2016
De dirigent Marc Albrecht kan gezien zijn vloeiende bewegingen met hoofdtrillingen al muziek op zich zijn. Ik heb de maistro al meermaals gezien, hier in het Concertgebouw als ook in het Muziektheater. Vanavond was mijn verwachting het hoogst gespannen: Bruckner heb ik nog niet eerder in het echt meegemaakt. Hoe vele jaren niet op de radio, soms diep in de nacht maar deze weergaven met de laatste zeker en de eerste soms lenen zich niet tot een vol geluid in de huiskamer; ik woon hier immers niet in een penthouse. Dat betekent bij de adagio's de knop wat opendraaien en bij de massieve geluidsgedeelten, 'n orchestrale stampede genoemd, weer temperen. Nu mag alles gebeuren zoals het moet en kan ik stil blijven zitten, nou ja, 'n hand en soms 'n arm gaan ongedwongen wel eens omhoog... Dan schrik ik van mijzelf en beheers me allersnelst.
Gebracht wordt de versie van 1890, hetwelk de 2. Fassung is; eigenlijk 1887-1890. Het zijn deze melodieën die ik minutenlang kan meeneuriën wat in het concertgebouw zeker niet mag, ik was vorig jaar wel in de meezing-Matthäus en hoor van 'n meezing-Messiah maar een meezing-Buckner bestaat niet. Uitgesloten is ook maar iets te kunnen volgen in de 1. Fassung want wat bekend lijkt wordt meteen weer onderbroken door onbekende tonen. Zeldzaam dat deze wordt uitgevoerd en ik vraag er evenmin om.
Het podium voor het orkest was vergroot naar voren. Misschien waren de voorste rijen van het podium voor bezoekers ook ingekort.
En dan de eerste klanken. Ik had niets tekstueel voorbereid noch in YouTube beluisterd, ik ga uitsluitend af op mijn herinnering. Die stamt al uit 1970er toen ik Haitinks album kocht en er jaren naar geluisterd heb. Ik vond het hier en daar saai maar dat kan komen omdat de microfoon zo veraf was. Hoe spijtig dat alle lp's gingen bollen, wat niet aan mij ligt want de alba van Mozart, Beethoven en Mahler bezit ik nog! Luister wat er komt. Merkwaardig dat in het eerste deel zachte passages voorkomen en zelfs eindigt met een paar paukenslaagjes die desalniettemin overal gehoord worden.
Al voordat de orkestleden opkomen staan de drie harpen gereed. Bespeeld door drie jongevrouwen drukdoend met stemmen. Het wordt voller met acht basviolen, tuba's en contrabastuba, violen links en rechts. De hoorns vrij veel midden achter, de trompetten en trombones rechts van het midden boven. De houtblazers zijn vanuit de voorzaal niet goed meer te zien.
Mijn buurman zei dat een orkest als dit niet groter kan. Nou ja, Mahler heeft nog grote trom en klokken, Sjostakovits een kazerne aan slagwerk. Toch was ik het met hem eens dat de bezetting indrukwekkend is, al vanwege de wagnertuba's. Toen ik terzijde opmerkte dat de meester jammer genoeg eine Scheu had voor vrouwen zweeg hij. Dit deed mij even herinneren dat mej. Mariëtte de Vrieze moest kermen toen ik met haar een film zag over het sobere privéleven van Bruckner. Het was ook door mij ongepast nu met zoiets aan te komen doch vooraf het concert sprak ik al over hachelijk onderwerp (zie Annex). Hij sprak over een kathedraal, een altijd gebezigde term die ik het eerst hoorde uit de mond van mej. E. Bystérus Heemskerk op het voormalige Wagnergenootschap (te) Amsterdam op 26-11-1976. Er is gewoon geen beter woord.
In het tweede deel hoorde ik het fluwelen geluid der harpen pas goed. Deze spelen verder ook een rol maar echt hierop gelet heb ik niet en het is vanuit de voorzaal ook niet zo goed te zien anders dat het apparaat bij bespeling voorwaarts beweegt.
Als het adagio zal beginnen fluistert hij dat dit echt religieus is. Het heet ook an den liebenden Gott. Doorgaans zacht met meerdere felle momenten die getuigen van een emotioneel proces.
De finale is allicht luid en hard, afgewisseld met rustige muziek als opmaat voor het volgende. Bruckner is hard en zacht. De bezoeker weet dat hij nu waar voor zijn geld krijgt alhoewel hij daar op het moment zelve nog niet aan denkt.
Wel denk ik aan de contrabastuba. Dit goudkleurige apparaat dat loodzwaar moet zijn aangezien de bespeler vooraf de volgende partij het terzijde moet draaien, geeft de wonderlijk harmonieuze ondertoon welke mij altijd opvalt in Bachs Matthäus, welke tonen op zich al zo mooi zijn. Wel iets overheersend voor die bezoekers op het rechter podium.
De paukenist had een niet aflatende rol.
En dan de stilte, Marc Albrecht buigt naar zijn orkest en dwingt een kleine stilte af. Dit is bij de Matthäus norm doch hier niet minder, deze muziek is religieus! Spontaan is dat de bezoekers al beginnen te applaudisseren maar onderbreken verwonderd. Als dan de dirigent zich omdraait barst de dankbetuiging ten volle los. Ik ga nog niet direct weg.
Annex
Dat het Concertgebouw ook kan werken als ontmoetingsplaats bewijze de volgende voorbeelden:
Allereerst de hierboven vermelde Brucknerbewonderaar niet zonder feitenkennis.
Een gepensioneerde vrouw die drie kinderdagverblijven heeft opgericht. Ik was al vroeg aanwezig en wachtte de opening af in de hal. Zij kwam naast mij zitten en we raakten in gesprek. Niet zonder nieuwsgierigheid maakte ik de opmerking dat voornoemd beroep heus niet meer mogelijk is uitgeoefend te worden door mannen. Onmiddellijk vermeldde ze de naam van die formidabele misbruikpedo en sprak over hem. Ik uitte mijn verbazing dat in Den Bosch die zwempedo jarenlang zo een vrij spel gehad heeft kunnen hebben, zij wist ook dat 'n man alleen opgesloten met kids niet meer kan. Vervolgens sprak ik in het kort over een recent ontdekt misbruikgeval op mijn school hetgeen niemand geweten heeft en derhalve Deetman ook niet. Maar dat verhaal werd toch even te lang voor een wachtkamer. Zij woont in Zeist en haar zuster aan de Van Leijenberghlaan.
In de Spiegelzaal zag ik Elsje een paar consumpties halen, ik herkende haar meteen. Dan ontwaardde ik Cor en kon op afstand zijn zachte stem horen. Beiden zijn Mahlerbewonderaars. Toen mijn wijn opgedronken was wandelde ik naar hen toe en werd meteen gezoend door Elsje. Ik maakte kennis met een ander kunstenaarsechtpaar van wie ik de man misschien ken van of voorheen Aemstelle of voorheen het VU-Exposorium.
Een spastische jongeman die woont in een aanleunwoning van Menno Simons met begeleidster. Ook ik werd indertijd door een theoretisch natuurkundige in Menno gevraagd om hem te vergezellen voor zelfs een serie concerten. Maar ik wilde geen verplichting aangaan en excuseerde mij.
Twee jonge vrouwen naast mij. De lange had een mannelijke uitstraling en lange benen. Het is dankzij de vacante plaats dat zij haar stengels kon zwenken en ik ook maar wij raakten elkaar niet.
Gebracht wordt de versie van 1890, hetwelk de 2. Fassung is; eigenlijk 1887-1890. Het zijn deze melodieën die ik minutenlang kan meeneuriën wat in het concertgebouw zeker niet mag, ik was vorig jaar wel in de meezing-Matthäus en hoor van 'n meezing-Messiah maar een meezing-Buckner bestaat niet. Uitgesloten is ook maar iets te kunnen volgen in de 1. Fassung want wat bekend lijkt wordt meteen weer onderbroken door onbekende tonen. Zeldzaam dat deze wordt uitgevoerd en ik vraag er evenmin om.
Het podium voor het orkest was vergroot naar voren. Misschien waren de voorste rijen van het podium voor bezoekers ook ingekort.
En dan de eerste klanken. Ik had niets tekstueel voorbereid noch in YouTube beluisterd, ik ga uitsluitend af op mijn herinnering. Die stamt al uit 1970er toen ik Haitinks album kocht en er jaren naar geluisterd heb. Ik vond het hier en daar saai maar dat kan komen omdat de microfoon zo veraf was. Hoe spijtig dat alle lp's gingen bollen, wat niet aan mij ligt want de alba van Mozart, Beethoven en Mahler bezit ik nog! Luister wat er komt. Merkwaardig dat in het eerste deel zachte passages voorkomen en zelfs eindigt met een paar paukenslaagjes die desalniettemin overal gehoord worden.
Drie harpistes |
Concertgebouwzaal vooraf de intrede van het Nederlands Philharmonisch Orkest |
Mijn buurman zei dat een orkest als dit niet groter kan. Nou ja, Mahler heeft nog grote trom en klokken, Sjostakovits een kazerne aan slagwerk. Toch was ik het met hem eens dat de bezetting indrukwekkend is, al vanwege de wagnertuba's. Toen ik terzijde opmerkte dat de meester jammer genoeg eine Scheu had voor vrouwen zweeg hij. Dit deed mij even herinneren dat mej. Mariëtte de Vrieze moest kermen toen ik met haar een film zag over het sobere privéleven van Bruckner. Het was ook door mij ongepast nu met zoiets aan te komen doch vooraf het concert sprak ik al over hachelijk onderwerp (zie Annex). Hij sprak over een kathedraal, een altijd gebezigde term die ik het eerst hoorde uit de mond van mej. E. Bystérus Heemskerk op het voormalige Wagnergenootschap (te) Amsterdam op 26-11-1976. Er is gewoon geen beter woord.
In het tweede deel hoorde ik het fluwelen geluid der harpen pas goed. Deze spelen verder ook een rol maar echt hierop gelet heb ik niet en het is vanuit de voorzaal ook niet zo goed te zien anders dat het apparaat bij bespeling voorwaarts beweegt.
Als het adagio zal beginnen fluistert hij dat dit echt religieus is. Het heet ook an den liebenden Gott. Doorgaans zacht met meerdere felle momenten die getuigen van een emotioneel proces.
De finale is allicht luid en hard, afgewisseld met rustige muziek als opmaat voor het volgende. Bruckner is hard en zacht. De bezoeker weet dat hij nu waar voor zijn geld krijgt alhoewel hij daar op het moment zelve nog niet aan denkt.
Wel denk ik aan de contrabastuba. Dit goudkleurige apparaat dat loodzwaar moet zijn aangezien de bespeler vooraf de volgende partij het terzijde moet draaien, geeft de wonderlijk harmonieuze ondertoon welke mij altijd opvalt in Bachs Matthäus, welke tonen op zich al zo mooi zijn. Wel iets overheersend voor die bezoekers op het rechter podium.
De paukenist had een niet aflatende rol.
En dan de stilte, Marc Albrecht buigt naar zijn orkest en dwingt een kleine stilte af. Dit is bij de Matthäus norm doch hier niet minder, deze muziek is religieus! Spontaan is dat de bezoekers al beginnen te applaudisseren maar onderbreken verwonderd. Als dan de dirigent zich omdraait barst de dankbetuiging ten volle los. Ik ga nog niet direct weg.
Olga Martinova, concertmeester NPhO 16-1-2016. Foto ©Cor Bakker |
Marc Albrecht, dirigent NPhO, 16-1-2016. Foto ©Cor Bakker |
Annex
Dat het Concertgebouw ook kan werken als ontmoetingsplaats bewijze de volgende voorbeelden:
Allereerst de hierboven vermelde Brucknerbewonderaar niet zonder feitenkennis.
Een gepensioneerde vrouw die drie kinderdagverblijven heeft opgericht. Ik was al vroeg aanwezig en wachtte de opening af in de hal. Zij kwam naast mij zitten en we raakten in gesprek. Niet zonder nieuwsgierigheid maakte ik de opmerking dat voornoemd beroep heus niet meer mogelijk is uitgeoefend te worden door mannen. Onmiddellijk vermeldde ze de naam van die formidabele misbruikpedo en sprak over hem. Ik uitte mijn verbazing dat in Den Bosch die zwempedo jarenlang zo een vrij spel gehad heeft kunnen hebben, zij wist ook dat 'n man alleen opgesloten met kids niet meer kan. Vervolgens sprak ik in het kort over een recent ontdekt misbruikgeval op mijn school hetgeen niemand geweten heeft en derhalve Deetman ook niet. Maar dat verhaal werd toch even te lang voor een wachtkamer. Zij woont in Zeist en haar zuster aan de Van Leijenberghlaan.
In de Spiegelzaal zag ik Elsje een paar consumpties halen, ik herkende haar meteen. Dan ontwaardde ik Cor en kon op afstand zijn zachte stem horen. Beiden zijn Mahlerbewonderaars. Toen mijn wijn opgedronken was wandelde ik naar hen toe en werd meteen gezoend door Elsje. Ik maakte kennis met een ander kunstenaarsechtpaar van wie ik de man misschien ken van of voorheen Aemstelle of voorheen het VU-Exposorium.
Een spastische jongeman die woont in een aanleunwoning van Menno Simons met begeleidster. Ook ik werd indertijd door een theoretisch natuurkundige in Menno gevraagd om hem te vergezellen voor zelfs een serie concerten. Maar ik wilde geen verplichting aangaan en excuseerde mij.
Twee jonge vrouwen naast mij. De lange had een mannelijke uitstraling en lange benen. Het is dankzij de vacante plaats dat zij haar stengels kon zwenken en ik ook maar wij raakten elkaar niet.
09 januari 2016
Ellie Lust en haar Vuurvogel
In deze week was mevrouw Lust, doorgaans woordvoerder van politie Amstelland, nu als privépersoon op de klassieke zender radio4 om haar muzikale voorkeur ten gehore te laten brengen. Met forse stem beweert zij dat De Vuurvogel van Igor Stravinsky haar ten zeerste behaagt vanwege de kracht die daaruit spreekt. "Er wordt alles mee gezegd", verklaarde ze zelfverzekerderwijs.
Dat moet ik wat toegeven, het is me een kabaal van jewelste en hard geluid lijkt immers kracht, nietwaar? Bij deze componist is een cacafonie gewoonte, dan nog in de niet meer onderscheidenlijke partijen door elkaar heen, eigenlijk zonder warme romantische harmonie. Een uitzondering is Apollon musagète dat als strijkorkest een welluidende klank voortbrengt zij het toch met overal dissonanten.
Ik heb de Rus dus nooit gemogen maar leerde hem niettemin al jong kennen en wel op de z.g. Jeugdconcerten in het Concertgebouw op woensdagmiddagen, gehouden voor middelbare scholieren te Amsterdam. Het bracht je in contact met de concertpraktijk met als principe dat de cost de baet voorafgaat. En met succes, ik kom nog geregeld in deze wereldvermaarde muziektempel. Het was in de jaren 1956-1958 dat ik daar frequenteerde en mijn ogen uitkeek hoe het in een symfonieorkest te werk gaat. Dat wil zeggen dat ik eerst een plaats had achter een pilaar (nu opgeheven) zodat een gedeelte van het podium aan mijn ogen werd onttrokken of je moest scheef gaan zitten maar het volgende jaar bevond ik mij op het podium. Hier zag je allen in hun werk, met als verbazingwekkendst dat een musicus afwisselend twee instrumenten bespeelde. "Hoe kan dat?", vroeg ik een scholier die antwoordde met: "Dat is compositie."
Welnu, de Vuurvogel maakte best indruk op mij en sprak daarover ten huize van mijn klasgenoot Frank Huis in het Veld, zoon van een onderwijzersechtpaar. Een muzikaal gezin met piano, in de vrij chique Niersstraat, waar Frank alle stadia van muziekstudie heeft doorlopen. De moeder bevestigde dat deze compositie mooi is en de anderen zullen dit beaamd hebben. Maar ik dan?
Ik was als jong mens vervuld en verzot op Bach, luisterde goed, kon zowat alle noten meezingen of -neuriën. Bach was mijn leven. In de passietijd beluisterde ik zowat met mijn oor aan de luidspreker van de ERRES-radio (die bezit ik nog!) de Matthäus, om vervolgens de buitenlandse middengolfzenders af te struinen voor nog meer. Ik kreeg er nooit genoeg van. Mijn moeder duldde dit alles, alhoewel in mijn studeerkamer toch wel hoorbaar elders in huis. En dan in het Concertgebouw zo een Phoenix voor het eerst aan te horen, ik was eigenlijk sprakeloos.
Stravinsky verdween geleidelijk uit mijn belangstellingssfeer i.t.t. Béla Bartók wiens Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta (alle drie eigenlijk slag-werk!) mij wel bij bleef maar dat ik zelden op de radio hoor. Totdat ik om mijn 50e Le Sacre aanhoorde om na het slot een hysterisch applaus met gegil en gekijs te vernemen. Ik was verbaasd, wie doet er nu zoiets? Jaren heb ik volgehouden zijn composities te bekijken maar het gelukte mij niet hen te omarmen. Ik gaf het op en blijf nogal fanatiek als ik een blaasorkestje hoor met staccatogetoeter onmiddellijk naar de radio te hollen en mompelend (ik zeg niet wat) een andere zender op te zetten.
Ik had het over Le Sacre du printemps..., alwaar de strijkinstrumenten uniekerwijs letterlijk als slagwerk gebruikt worden. Mevrouw Lust had hier nog meer kracht in kunnen zien.
Dat moet ik wat toegeven, het is me een kabaal van jewelste en hard geluid lijkt immers kracht, nietwaar? Bij deze componist is een cacafonie gewoonte, dan nog in de niet meer onderscheidenlijke partijen door elkaar heen, eigenlijk zonder warme romantische harmonie. Een uitzondering is Apollon musagète dat als strijkorkest een welluidende klank voortbrengt zij het toch met overal dissonanten.
Ik heb de Rus dus nooit gemogen maar leerde hem niettemin al jong kennen en wel op de z.g. Jeugdconcerten in het Concertgebouw op woensdagmiddagen, gehouden voor middelbare scholieren te Amsterdam. Het bracht je in contact met de concertpraktijk met als principe dat de cost de baet voorafgaat. En met succes, ik kom nog geregeld in deze wereldvermaarde muziektempel. Het was in de jaren 1956-1958 dat ik daar frequenteerde en mijn ogen uitkeek hoe het in een symfonieorkest te werk gaat. Dat wil zeggen dat ik eerst een plaats had achter een pilaar (nu opgeheven) zodat een gedeelte van het podium aan mijn ogen werd onttrokken of je moest scheef gaan zitten maar het volgende jaar bevond ik mij op het podium. Hier zag je allen in hun werk, met als verbazingwekkendst dat een musicus afwisselend twee instrumenten bespeelde. "Hoe kan dat?", vroeg ik een scholier die antwoordde met: "Dat is compositie."
Welnu, de Vuurvogel maakte best indruk op mij en sprak daarover ten huize van mijn klasgenoot Frank Huis in het Veld, zoon van een onderwijzersechtpaar. Een muzikaal gezin met piano, in de vrij chique Niersstraat, waar Frank alle stadia van muziekstudie heeft doorlopen. De moeder bevestigde dat deze compositie mooi is en de anderen zullen dit beaamd hebben. Maar ik dan?
Ik was als jong mens vervuld en verzot op Bach, luisterde goed, kon zowat alle noten meezingen of -neuriën. Bach was mijn leven. In de passietijd beluisterde ik zowat met mijn oor aan de luidspreker van de ERRES-radio (die bezit ik nog!) de Matthäus, om vervolgens de buitenlandse middengolfzenders af te struinen voor nog meer. Ik kreeg er nooit genoeg van. Mijn moeder duldde dit alles, alhoewel in mijn studeerkamer toch wel hoorbaar elders in huis. En dan in het Concertgebouw zo een Phoenix voor het eerst aan te horen, ik was eigenlijk sprakeloos.
Stravinsky verdween geleidelijk uit mijn belangstellingssfeer i.t.t. Béla Bartók wiens Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta (alle drie eigenlijk slag-werk!) mij wel bij bleef maar dat ik zelden op de radio hoor. Totdat ik om mijn 50e Le Sacre aanhoorde om na het slot een hysterisch applaus met gegil en gekijs te vernemen. Ik was verbaasd, wie doet er nu zoiets? Jaren heb ik volgehouden zijn composities te bekijken maar het gelukte mij niet hen te omarmen. Ik gaf het op en blijf nogal fanatiek als ik een blaasorkestje hoor met staccatogetoeter onmiddellijk naar de radio te hollen en mompelend (ik zeg niet wat) een andere zender op te zetten.
Ik had het over Le Sacre du printemps..., alwaar de strijkinstrumenten uniekerwijs letterlijk als slagwerk gebruikt worden. Mevrouw Lust had hier nog meer kracht in kunnen zien.
08 januari 2016
Pierre Boulez's Pli selon pli
Boulez's compositie Pli selon pli staat me nog bij.
Ik hoorde haar op de radio voor het eerst op zondag 22 juni 1980, dat is 35½ jaar geleden, voor sopraan en orkest.
De fraaie naam met welluidende klank deed me gegevens noteren voor later. Dit moment is nu aangebroken. De betekenis is Plooi na plooi, alsof, volgens de toenmalige beschrijving vooraf, nevel na nevel optrekt en een weids landschap zich voor het gezichtsveld van Brugge zich opent. Het werk is gebaseerd op gedichten van Mallarmé.
Echter het dichtwerk afgezien van Baudelaire is nooit zo in mijn belangstellingssfeer geweest in mijn bestudering van Franse boeken zodat deze poëtische nevelen nog hangen.
Als conceptietijd wordt 1957-1962 aangegeven. Boulez was dan in de dertig.
Ten tweeden male beluisterde ik Pli selon pli zevenentwintig jaar later op woensdag 13 juni 2007, ditmaal sopraan en (alleen) percussie.
Doch ken ik Boulez ook van Wagner. In het Wagnergenootschap van Amsterdam (nu: Nederland) kwam de dirigent zeer veel ter sprake wegens zijn dirigentschap van de Ring. Patrice Chéreau die de regie voerde en Harry Kupfer met enscenering. Deze laatste was medio 70er zo vriendelijk zelfs naar Amsterdam te komen voor explicatie van zijn gedachten, tezamen met Hartmut Haenchen die weliswaar niet in Bayreuth werkte doch desalniettemin goede dingen kon zeggen. Deze laatste sprak toen nog uitsluitend Duits. Eerst eind 90er dirigeerde Haenchen zelf de Ring in Amsterdam, waarmee voor het eerst sedert begin XXe eeuw in den lagen landen een integrale uitvoering werd gegeven. De kritische stemmen veler tientallen jaren ten aanzien van de persoon Wagner waren (eindelijk) verstomd.
Om terug te komen op de Boulez-Ring kan ik zeggen dat deze onafgebroken norm is gebleven bij de oudere wagnerianen. Deze zullen zich nadien steeds kritischer gaan opstellen zodat er geen jaar voorbij gaat of het applaus wordt ingewisseld voor een half uur boe-geroep. Als dan de komende jaren een zonderling kunstenaar die ongestraft als kunst de fascistengroet brengt de regie gaat voeren vrees ik dat er van het Festspielhaus niet veel meer zal overblijven dan een berg as.
Over Boulez dus niets dan goeds. In diverse aandacht op de radio werd gezegd dat hij een boude uitspraak deed over het opblazen van de operatheaters in Frankrijk. Dit kwam hem te staan op een kritisch onderzoek naar mogelijk terroristische beraming. Doch is dit goed afgelopen.
De echte vernieuwing gaat nooit zonder moeite en pijn. Een genie kan daarboven staan en blijven.
Boulez is gestorven te Baden-Baden op dinsdag 5 januari 2016.
Ik hoorde haar op de radio voor het eerst op zondag 22 juni 1980, dat is 35½ jaar geleden, voor sopraan en orkest.
De fraaie naam met welluidende klank deed me gegevens noteren voor later. Dit moment is nu aangebroken. De betekenis is Plooi na plooi, alsof, volgens de toenmalige beschrijving vooraf, nevel na nevel optrekt en een weids landschap zich voor het gezichtsveld van Brugge zich opent. Het werk is gebaseerd op gedichten van Mallarmé.
Echter het dichtwerk afgezien van Baudelaire is nooit zo in mijn belangstellingssfeer geweest in mijn bestudering van Franse boeken zodat deze poëtische nevelen nog hangen.
Als conceptietijd wordt 1957-1962 aangegeven. Boulez was dan in de dertig.
Ten tweeden male beluisterde ik Pli selon pli zevenentwintig jaar later op woensdag 13 juni 2007, ditmaal sopraan en (alleen) percussie.
Doch ken ik Boulez ook van Wagner. In het Wagnergenootschap van Amsterdam (nu: Nederland) kwam de dirigent zeer veel ter sprake wegens zijn dirigentschap van de Ring. Patrice Chéreau die de regie voerde en Harry Kupfer met enscenering. Deze laatste was medio 70er zo vriendelijk zelfs naar Amsterdam te komen voor explicatie van zijn gedachten, tezamen met Hartmut Haenchen die weliswaar niet in Bayreuth werkte doch desalniettemin goede dingen kon zeggen. Deze laatste sprak toen nog uitsluitend Duits. Eerst eind 90er dirigeerde Haenchen zelf de Ring in Amsterdam, waarmee voor het eerst sedert begin XXe eeuw in den lagen landen een integrale uitvoering werd gegeven. De kritische stemmen veler tientallen jaren ten aanzien van de persoon Wagner waren (eindelijk) verstomd.
Om terug te komen op de Boulez-Ring kan ik zeggen dat deze onafgebroken norm is gebleven bij de oudere wagnerianen. Deze zullen zich nadien steeds kritischer gaan opstellen zodat er geen jaar voorbij gaat of het applaus wordt ingewisseld voor een half uur boe-geroep. Als dan de komende jaren een zonderling kunstenaar die ongestraft als kunst de fascistengroet brengt de regie gaat voeren vrees ik dat er van het Festspielhaus niet veel meer zal overblijven dan een berg as.
Over Boulez dus niets dan goeds. In diverse aandacht op de radio werd gezegd dat hij een boude uitspraak deed over het opblazen van de operatheaters in Frankrijk. Dit kwam hem te staan op een kritisch onderzoek naar mogelijk terroristische beraming. Doch is dit goed afgelopen.
De echte vernieuwing gaat nooit zonder moeite en pijn. Een genie kan daarboven staan en blijven.
Boulez is gestorven te Baden-Baden op dinsdag 5 januari 2016.
Abonneren op:
Posts (Atom)