In deze week was mevrouw Lust, doorgaans woordvoerder van politie Amstelland, nu als privépersoon op de klassieke zender radio4 om haar muzikale voorkeur ten gehore te laten brengen. Met forse stem beweert zij dat De Vuurvogel van Igor Stravinsky haar ten zeerste behaagt vanwege de kracht die daaruit spreekt. "Er wordt alles mee gezegd", verklaarde ze zelfverzekerderwijs.
Dat moet ik wat toegeven, het is me een kabaal van jewelste en hard geluid lijkt immers kracht, nietwaar? Bij deze componist is een cacafonie gewoonte, dan nog in de niet meer onderscheidenlijke partijen door elkaar heen, eigenlijk zonder warme romantische harmonie. Een uitzondering is Apollon musagète dat als strijkorkest een welluidende klank voortbrengt zij het toch met overal dissonanten.
Ik heb de Rus dus nooit gemogen maar leerde hem niettemin al jong kennen en wel op de z.g. Jeugdconcerten in het Concertgebouw op woensdagmiddagen, gehouden voor middelbare scholieren te Amsterdam. Het bracht je in contact met de concertpraktijk met als principe dat de cost de baet voorafgaat. En met succes, ik kom nog geregeld in deze wereldvermaarde muziektempel. Het was in de jaren 1956-1958 dat ik daar frequenteerde en mijn ogen uitkeek hoe het in een symfonieorkest te werk gaat. Dat wil zeggen dat ik eerst een plaats had achter een pilaar (nu opgeheven) zodat een gedeelte van het podium aan mijn ogen werd onttrokken of je moest scheef gaan zitten maar het volgende jaar bevond ik mij op het podium. Hier zag je allen in hun werk, met als verbazingwekkendst dat een musicus afwisselend twee instrumenten bespeelde. "Hoe kan dat?", vroeg ik een scholier die antwoordde met: "Dat is compositie."
Welnu, de Vuurvogel maakte best indruk op mij en sprak daarover ten huize van mijn klasgenoot Frank Huis in het Veld, zoon van een onderwijzersechtpaar. Een muzikaal gezin met piano, in de vrij chique Niersstraat, waar Frank alle stadia van muziekstudie heeft doorlopen. De moeder bevestigde dat deze compositie mooi is en de anderen zullen dit beaamd hebben. Maar ik dan?
Ik was als jong mens vervuld en verzot op Bach, luisterde goed, kon zowat alle noten meezingen of -neuriën. Bach was mijn leven. In de passietijd beluisterde ik zowat met mijn oor aan de luidspreker van de ERRES-radio (die bezit ik nog!) de Matthäus, om vervolgens de buitenlandse middengolfzenders af te struinen voor nog meer. Ik kreeg er nooit genoeg van. Mijn moeder duldde dit alles, alhoewel in mijn studeerkamer toch wel hoorbaar elders in huis. En dan in het Concertgebouw zo een Phoenix voor het eerst aan te horen, ik was eigenlijk sprakeloos.
Stravinsky verdween geleidelijk uit mijn belangstellingssfeer i.t.t. Béla Bartók wiens Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta (alle drie eigenlijk slag-werk!) mij wel bij bleef maar dat ik zelden op de radio hoor. Totdat ik om mijn 50e Le Sacre aanhoorde om na het slot een hysterisch applaus met gegil en gekijs te vernemen. Ik was verbaasd, wie doet er nu zoiets? Jaren heb ik volgehouden zijn composities te bekijken maar het gelukte mij niet hen te omarmen. Ik gaf het op en blijf nogal fanatiek als ik een blaasorkestje hoor met staccatogetoeter onmiddellijk naar de radio te hollen en mompelend (ik zeg niet wat) een andere zender op te zetten.
Ik had het over Le Sacre du printemps..., alwaar de strijkinstrumenten uniekerwijs letterlijk als slagwerk gebruikt worden. Mevrouw Lust had hier nog meer kracht in kunnen zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten