Gelieve te letten op de titel: geen suite zoals gewoonlijk maar de complete muziek. Dat betekent dat de meeste muziek ongehoord is met daartussen de bekende delen. Het einde is verwarrend, tweemaal begonnen ze te applaudisseren maar dan houdt het eens op, zonder al te veel bombast.
Elk deel is spannend om te horen, de ongelofelijke orkestratie, steeds weer anders. In het Concertgebouworkest drukdoende harpen, een celesta, een notenkraker, een onvermoeibare paukenist
en vooral het kinderkoor:
Nationaal Kinderkoor en Nationaal Jongenskoor
Deze jongelui uit het Nationaal Kinderkoor en Nationaal Jongenskoor komen statigerwijs binnen en hebben de gehele tijd in houding gezeten. Wat een ongekende discipline!
In het midden even pauze voor stemmen.
De dirigent Bychkov kent zowat alles uit zijn hoofd. Al die partijen aangeven is me een zenuwslopende bezigheid. Hij is heel actief in beweging. Zijn hoofd trilt mee. Eigenlijk offert hij voor ons zijn Kerstfeest op bij de Marielle Labèque.
Het applaus was langdurig.
Ik weet het van de radio-opnamen: het begin is kippenvel-verwekkend!
Het pianoconcert voor de linkerhand in D van Maurice Ravel (1929-1930).
Ik had allang het plan ausgerechnet dit concert te willen bijwonen en dan is het ook geschied gemogen op zondagmorgen 4 november 2018. Ik hoorde dit concert ook al vrijdagavond 2 november maar dit geldt niet, life is the best.
Dan weet ik het weer: het begin is zo griezelig dat ik denk aan nare dingen, als oorlog. De zware tonen links en de contrafagot als begeleider. Het is een in memoriam voor de slachtoffers van de eerste wereldoorlog, geloof ik. Dit zijn niet zomaar melodietjes maar is een oerkracht die wordt ontwikkeld uit enkele tonen.
Vervolgens komt de vaart erin en geraak je opgelucht dat het leven ook vrolijk kan zijn.
Wat een kunst zoiets te componeren! Dit is haast een wonder op zich.
Het Radio Filharmonisch Orkest maakte ik voor het eerste mede.
De pianist was Severin von Eckardstein (foto's).
Over de dirigent K.J. Edusei zijn geen biografische gegevens te vinden.
De première was 1736 maar de conceptie 1727 of 1729.
Al bij binnenkomst viel mij de aanwezigheid van maar liefst drie kistorgels op: een voor het linker-, een voor het rechter orkest en een voor de dirigent Ton Koopman. Deze speelde bij de recitatieven van de evangelist.
Drie kistorgels
Dat is heel wat anders van de gebruikelijke klavecimbels waarvan ik mij herinner dat Janny van Wering altijd van de partij was.
Het gebruik van de orgels geeft het geheel van de orchestrale weergave een basis-warme klank. Dit viel mij sterk op. Maar opmerkelijk was dat het getokkel van de theorbe - de grote luit- veelal hoorbaar was wat ik tot nu toe niet eerder heb meegemaakt.
Het orkest 1 was links en iets groter dan 2. de dirigent staat nu in het midden van het podium.
Dan de opstelling van de koren: Het eerste staat midden/onder het orgel, het tweede rechts en het kinderkoor van maar liefst 20 kids links. Ik vermoed dat de betekenis is dat de volwassen koren dicht bij elkaar het dirigeren iets vergemakkelijkt.
Koopman stelt dat de dramatiek van de koren sterker is in de Johannes. Bach heeft met deze muziek de grenzen enorm verlegd, wellicht met strenge tucht, voor koor en musici. Die waren de melodietjes van een zekere Johann Kuhnau gewend. Hij noemt ook de Napolitaanse sext.
Eerste koor (midden) en tweede koor (rechts)
De solisten zaten zoals vroeger gebruikelijk links, midden en rechts, de zanger voor de partij van Jezus en de evangelist naast de dirigent. Velen gaat vooraan lopen als ze aan de beurt zijn maar soms blijft iemand midden op het podium.
Al bij het openingskoor krijg ik als gewoonte een traan in de ogen. Een tissue heb ik niet zo vlug bij de hand. Die totaalklank van gloed en zoete geur met de twee maal twee oboe's d'amore en oboe's da Caccia, de twee fluiten zijn een ongekend genot ondanks de tranen die de dochters laten vloeien. Hetzelfde zal mij overkomen bij het slotkoor van het eerste deel.
Elk zanggedeelte wordt kortaf afgesloten, dus geen lange uithaal als bij de oude Piet van Egmond. Opvallend dat de exclamatie "Barrabam!" uiterst kort is.
Ik zag ditmaal de viola da gamba niet maar toen hij de solo speelde wel een gedeelte van zijn hoofd en van het apparaat de hals. Jammer dat hij niet wat vooraan geplaatst is geworden. Dit instrument is een weldaad voor het oor.
Bij het binnenkomen van de koren was ditmaal weinig applaus. Maar bij de solisten verliep het anders, de laatste (Dr.) Ton Koopman (geb. 1944) was een uiterst bewegelijk mannetje en zal dit de gehele uitvoering zo blijven. Buigen kan hij als de beste.
In de koren waren ditmaal drie zangers die een kleine rol voor hun rekening namen, dit belast de solisten dus niet. Ik kan dit wel waarderen.
Het slotkoor van het eerste deel was dus zowat verpletterend:
O Mensch, bewein dein SĂĽnde groĂź,
darum Christus seins Vaters SchoĂź
äußert und kam auf Erden,
von einer Jungfrau rein und zart
fĂĽr uns er hie geboren ward,
er wollt der Mittler werden.
Den Toten er das Leben gab,
und legt darbei all Krankheit ab,
bis sich die Zeit herdrange,
daĂź er fĂĽr uns geopfert wĂĽrd,
trĂĽg unsrer SĂĽnden schwere BĂĽrd
wohl an dem Kreuze lange.
Het is Calvinistische dogmatiek maar ik ga niet muggenziften. De katholieke Ton Koopman en de katholieke Philippe Herreweghe (2014) dirigeerden dit in het Concertgebouw maar weten drommels wel wat ze doen. Herreweghe gaf dit te kennen in een uitzending Vlaamse Reuzen van KLARA op zondag 18-20 vorig jaar.
Zo gevoelsmatig heb ik dit zangstuk nog niet beleefd. Ik snakte naar een opfrissende rode wijn. We zien de kids nu voor het laatst die in een gereserveerde Julianafoyer worden opgeborgen.
Er kwam een vol applaus en Koopman feliciteerde vele solisten. Dit heb ik niet eerder zo meegemaakt.
In het tweede deel kreeg ik een paar seconden een black-out vanwege de inspanning. Dat kan ook niet anders, je aandacht continu 150% op maximum zetten is een ware krachttoer.
Als dan de avondschemering aankomt met de vier solisten dan veert je op: het slotkoor gaat komen. Wordt het krachtig of bedeesd? Het was de eerste, vrij vol volume, maar niet oorverdovend.
Het applaus is nu dubbelkrachtig, de solisten moeten terugkomen. Koopman loopt alle voorname musici al met zijn felicitatie, uiterst bewegelijk en energiek.
Ton Koopman (rechtsboven) is bezig met felicitaties, de solisten kijken toe
Na dit weekeinde gaat hij onvermoeibaar naar Italië, Spanje en Frankrijk voor de Johannes Passion. Het is zijn taak de zuidelijke bewoners net zo warm voor J.S. Bach te maken als hier sedert medio 80er geschied is met Monteverdi. Hij heeft een huis in Verona.
Had ik vooral een babbel met een bejaarde vrouw uit de (Rivieren- maar dat was niet zo) buurt van de ouderlijke woning, ze was verbonden geweest aan de Oranjekerk aan de 1e van der Helststraat; in de loopgangen zag ik talloze bejaarde heren met stok, al of niet hevig ondersteund. Zovelen moet je wel zien want je kan ze moeilijk inhalen. Maar echt jonge mensen heb ik niet gezien.
Deze avond is om nooit te vergeten. Ik moest fraai uitslapen. Zaterdagavond schreef ik dit essay.
In het Concertgebouw zouden deze drie vermaardheden wederom optreden op 15 februari 2018 dus was mijn beslissing snel genomen. Eerder zag ik ze in Mozarts dubbelpianoconcert op februari 2015.
Toen het dubbel-pianoconcert van Max Bruch op. 88 begon waren we verrast van de overvolle klank van het orkest. Het was me ook een bezetting van jewelste, Maar geleidelijk merkte ik dat dit geluidsvolume aanhoudend was, zodat het geluid de solisten geheel opging in het geheel. Heel wat anders dan bij Mozart! Bruch wilde zeker een volumineus werk schrijven dat zijn grootsheid in orchestraal componeren moest aantonen.
Na de pauze werd Sjostakovitsj – Vijfde symfonie in d, op. 47 gegeven welke de dirigent geheel uitwendig dirigeert. Dat is al een verrassing, ook dat bekende passages heerlijk in de oren klinken. Het laatste deel is een van geluidsvolume dat de zaal in extase zal brengen. Hier is het wereldberoemde orkest op zijn best maar in het eerste werk had het best bescheidener mogen spelen. Een naburige deftige vrouw uit Zeist was mij al voor deze beoordeling te geven.
Tijdens een korte wandeling zag ik mijn schilderij in de galerij; ik keek er trots naar:
Ook zag ik een charmante bezoekster die ik heimelijk kiekte:
alsmede een dienstertje met vriendelijke glimlach:
Het was de Amsterdamse Uitkrant onder de leiding van de communist Wim Klinkenberg dat eens 'n achterpagina vulde met thumbnails van de voornamelijk Joodse oorlogsmonumenten in de stad Amsterdam.
Dat zijn er nogal wat en sedertdien zijn er nog meer bijgekomen als het Auschwitzmonument in het Wertheimpark en het Dachaumonument in het Amsterdamse Bos.
Allang in de pen is een totaal-monument met aanzienlijke oppervlakte over de 104.000. Het schijnt bovengronds te komen achter de Portugese synagoge en tot de Nieuwe Herengracht.
Dit impliceert dubbeltellingen van Joodse namen wegens al bestaande monumenten hier of in het land. Logischerwijs zou je die dan moeten afbreken.
Houdt het dan niet eens op?
Ik denk van niet, wie kinderen snoep geeft moet altijd weer/meer de hongerige mondjes voorzien.
Zo groot als 'n terrein in Berlijn is hier niet mogelijk maar de gezamenlijke oppervlakte van alle monumenten is wel groot. De monumentenbouw begon na 1960 eerst goed en heeft geen einde.
Alhoewel de voormalige slachtoffers juridischerwijs Amsterdamse ingezetenen waren zijn ze toch in de historie randfiguren van Marken. De gefortuneerden in de Rivierenbuurt waren wel geassimileerd en geĂŻntegreerd. De echte, zeg originele, Amsterdammers moeten het met niets doen ondanks de slachtoffers van een door Londen geregisseerde hongerwinter maar mogen wel treuren om Joden.
Eenmaal monument
Dan zal toch de broosheid opvallen van de Amsterdamse baksteen. Er worden opgebracht namen per steen en dat is op zich al kwetsbaar. Vooral de toeristen, dag en nacht, die met hun zakmes Kilroy was here kunnen ritsen.
Koud 'n wandelingetje naar het geliefde Concertgebouw, altijd even de etalage van boekwinkel Martyrium bezien en een kort woord wisselen met een evenzo wandelaar. Het blijkt dat wij beiden hetzelfde doel hebben!
In de hal babbelde ik met een lange van grijze kop voorziene man over mijn digitaliseerwerk Notariële acten van de 18e eeuw. Ik zei fideï commis, wat hem weliswaar bekend overkwam, wellicht van zijn studie, maar wat hij enigermate vergeten was. Hij vond het echt leuk dat ik deze vrijwillige werkzaamheid verricht!
Eindelijk binnen, tien minuten eerder dan normaal. Tijd om twee wijntjes te drinken om op te warmen.
In de Spiegelzaal gaven leerlingen van het Geert Grote lyceum een modern stuk muziek. Allerlei instrumenten. De jongelui zaten met z'n allen in de zaal.
De grote vleugel stond al op het podium.
Nederlands Philharmonisch Orkest.
Het eerste wat gegeven werd was Finlandia, op. 26 (1900). De heerlijke kopertonen die dwingend je tot gehoorzaamheid oproepen. Maar de lyriek is volop aanwezig, soms is hier een meezinger.
Dirigent Christoph Poppen.
Vervolgens enige pauze, de drie solisten dalen af voor het Tripelconcert,op. 56 (1804). Daarvoor ben ik gekomen dankzij een aanbieding van de Vrienden. Meteen doen is de impuls. De eerste tonen die altijd terugkomen blijven te bij en doen je meebewegen. Het Sitkovetsky Trio waarvan in de toelichting niet staat dat de cellist pas vervangen is. Geen probleem, zijn partij is om je mond te doen openvallen van de reeksen snelle passages, zijn het 32e of 64e noten, het is gewoon zenuwslopend. Zoals gezegd is de pianopartij eenvoudig, veelal rechterhand met zachte bassen. Bij Liszt zou het andersom zijn! Ze is een bevallige vrouw, volledig in trance, met een zwiepende bos zwart haar. De dirigent Christoph Poppen staat van ons gezien achter de vleugel maar houdt de solisten goed in de gaten. De herhaling is veelvuldig en is elke keer weer mooi. Toch moet het eens uit zijn, wat je gewoon moet betreuren.
Het applaus was langdurig, tweemaal moesten de solisten met instrument terugkomen.
Wu Qian, piano Alexander Sitkovetsky, viool Isang Enders, cello.
Na de pauze de Reformatiesymfonie, op. 107 (1830/2), mij bekende muziek. Het jubileumjaar is net voorbij... Het Dresdner Amen doet je altijd kippenvel geven, ik ken het al van de Parsifal en in het voormalige Wagnergenootschap te Amsterdam werd er allicht over gesproken. Als de trompetten, niet echt een scherp geluid hier, het signaal inzetten weten we dat de lof op het Protestantisme wordt gegeven. Ik let echter op de muziek.
Intussen had ik een korte babbel met een jonge vrouw, blauwe ogen en blond haar. Ze zeide mij Turkse te zijn. Ik keek, ongelofelijk. Ik vroeg haar of zij de westerse muziek waardeert en zij antwoordde bevestigend. Vervolgens of zij wist dat de symfonie protestants is? Ook dat wist ze. Ik moet even ademhalen. Haar partner was even jong. Zij schatte mijn leeftijd perfecterwijs (59). Het houdt niet op van verbazing. Dan stelde zij mij de wedervraag of ik (ook) Oosterse muziek kende? Ik moest even nadenken en vermeldde de Bengaalse muziek met sitar en handorgel. Deze heb ik een anderhalf jaar lang gezien op de Engelse Tv vooraf het Mahabharata-epos, elke zondagnacht. Zij woont in Amsterdam.
Zwijgend luisterden we en na afloop gaf ik beiden een hand.
Dan weer de koude in maar ik was warm genoeg om deze te doorstaan.