Pagina's

30 juni 2015

Bij het Verhaal van de Haagse School gevoelde ik me werkelijk thuis

"Nee nee, al die scheve ogen, rare neuzen en gekke oren, de oude Hollandse meesters blijven voorgoed in mijn hart!"
Dit hoor ik de kunstenaar Harry van Gelderen nog zeggen, alhoewel hij in eerste instantie de Gouden eeuw voor ogen had, toen ik als heel jong mens mocht leren dat de twintigste eeuwse kunst verfoeid werd. Echter gaan deze schilderijen per stuk voor tientallen miljoenen de veiling uit terwijl een der meesters doeken van de Haagse School het maar moet doen met een paar honderdduizend.

We bevinden ons op zondag 28 juni 2015 in het Gemeentemuseum te Den Haag. Toen ik de charmante receptioniste zei vijftig jaar geleden op deze plaats geweest te zijn, sprong ze op en instrueerde mij over de expositie. De muziekinstrumenten indertijd waarop ik ondeugenderwijs een toets indrukte zijn niet meer toegankelijk. Maar daarover niet geklaagd, er is genoeg.

H.P. Berlage (+1934) 1935

Ik kan mij niet herinneren dat de moderne kunst werd besproken op scholen. Ik was als scholier al in het bezit van een Amsterdams museumpasje en werd alzo kind over huis in het Stedelijk. Norm was de oude kunst waarmee de Hollanders historie hebben gemaakt en waarvan de kooplieden fortuin. Hoe je het ook wendt of keert, de Hollandse meesters moeten ook leven en dat is van hun kunst. Het schilderen naar de natuur is onuitputtelijk. Ook maakte de schilder Gabriël een trein door het vlakke polderland en ontmantelde molens als zwarte ruïnes. De wereld is dus niet zo constant als gewenst, de andere kunstenaars zetten het landschap zelfs naar hun hand. Van de negenduizend windmolens waren er om 1900 nog 4500 over.

Jacob Maris - Koeien.
Anton Mauve - Schapen en paarden.
H.W. Mesdag - Zee.
P.J.C. Gabriël en Willem Roelofs - Polder
J.H. Weissenbruch - Wolken.

Al direct gevoelde ik me thuis, letterlijk, eerst de kleinere werken beziend en ten slotte de grote doeken. Het kleine formaat was voor de buitenschilders handig toen zij met verftubes en ezel het landschap introkken, hetgeen ook op de expositie in  het Amsterdamse SM van Matisse wordt gezegd. Breitner zal eerst fotograferen en in het atelier schilderen. Ik bleef lang bij een werk staan en noteerde wat nodig. Er zitten juweeltjes onder die in een stijlkamer uit de 19e eeuw perfect zullen passen. Je kunt je gasten daarheen leiden en spreken over het teloorgaan van het Hollandsch  landschap zoals Blake dichtte met een gevoel van machteloze woede.

Maar evenzeer figuurlijk omdat schildersnamen mijner jeugd in de ouderlijke woning in het Plan Berlage zuidzijde te Amsterdam een feestelijk cachet aan ons verblijf gaven. Het huis te midden van de Lutmastraat, Mesdagstraat, Mauvestraat, Tweede van der Helststraat, Van Helt Stocadestraat, Thérèse Schwarzestraat en de Poggenbeekstraat. Alleen bij de voorlaatste noemden wij haar voornaam. Maar het juweel is toch wel de Jozef Israëlskade met uitzicht op het water en het zuiden, waar mijn moeder zo wenste te wonen. Als sluitstuk grappige namen als Pastelstraat en Paletstraat om goed te onthouden welke waar. Als voornoemde receptioniste na afloop mij vraagt zal ik deze jeugdherinnering haar vertellen.

Vroeger was er een tentoonstelling over de Amsterdamse Joffers maar die zijn XXe eeuws.

Opeens zie ik Jac van Looy die ik ken van de letterkunde.

Jac van Looy - Kooltuinen 1888
De dame met keurig hoofddoekje is de boerin aan het onkruid wieden.

Als afwisseling een zelfportret van Mauve:

Anton Mauve - Zelfportret 1884-1888

Dat hiermee niet bedoeld is dat deze wel de belangrijkste van de School is geweest? Maar Breitners Rokin is weer geen landschap of hij moest de stad zo gezien hebben. Vergeleken met de overdaad aan werken mag 'n portret en 'n stadsgezicht best als extra. Alleen kijk je er wel even van op.

Wat moest ik gloeien aan aantal boeken van Jac P. Thijsse te mogen zien. Een naam die wrikvast in het geheugen zit.

De muurstrekkende foto van het strand te Scheveningen deed mij langdurig stilstaan. Langzaam zakte ik in het rulle zand. Ik observeerde het keurige meisje en wilde haar aanspreken. Maar ze zweeg en dacht wat ik daar nu stond te kijken? Een aanzoek kon ik haar dus niet meer doen.

Strand te Scheveningen, ik schat om 1900


Maar mijn moeder Hetty Gras zal dit wel ondervonden hebben als zij met chic gezelschap zich op de fotografische plaat wilde laten vastleggen. Zo ongeveer 1926-1932.

Mannequin (Hetty) J.H. Gras, tweede van rechts, met Kurhaus


Gabriël ook schilderde het verafgelegene Kurhaus met een wijde datering van 1887-1895. Inderdaad nog weids en kuis landschap. De Grote of Sint-Bavo te Haarlem wordt ook vanaf grote afstand geschilderd. Toen konden beide nog. Maar medogenlozerwijs vliedt de tijd.


Artistieke Klok boven in de patio.






















2 opmerkingen:

  1. Hollandse landschappen (en stillevens) waren in de 40-45er usance omdat deze kunstvorm vrij van politiek is. De bij ARTI aangesloten kunstenaars deden goede zaken als nooit tevoor!

    Claartje Wesselink. (2014). Kunstenaars van de Kultuurkamer. Geschiedenis en Herinnering (p 106). Amsterdam: Bert Bakker.

    BeantwoordenVerwijderen