Hyves Vrijheid van Mening 18 aug 2009, 20:26
Bartók leerde ik kennen op de Jeugdconcerten,
speciaal op de woensdagmiddag gehouden om de intelligente middelbare
schooljeugd de liefde voor de muziek bij te brengen.
Nu was dit eigenlijk voor mijn eliteschool
(pdf) minder van toepassing aangezien er onnoemelijk veel jongens al een
muzikale scholing genoten hadden waarmede waarlijk een heus schoolorkest
geformeerd kon worden! Benevens een schoolkoor waarvan 'n opname eens
door de VARA werd uitgezonden, de toen nog in de zuilenmaatschappij fervent socialistische omroep, welke aankondiging op school niet zonder hilariteit werd ontvangen.
Zitten in de zaal van het concertgebouw is schier een voorrecht. Wij
lazen de namen van de componisten en wisten nog niet dat die van Gustaaf
Mahler en Felix Mendelssohn in de Oorlog- en Bezettingstijd zijn
overgeschilderd geworden. Maar het meest moesten wij jongens grinniken
om de zeventiende-eeuwer Lully.
Het podium stond vol met instrumenten: naast die van het symfonieorkest,
waarvan ik op de lagere school tijdens muziekles (mijn cahier bezit ik
nog!) al een uitleg had gekregen, een vleugel en een celesta. Extra
slagwerk als de xylofoon.
Scherp toeziend viel het mij op dat sommige musici meerdere
blaasinstrumenten bespeelden en er derhalve een naast hun stoel hadden
geparkeerd. Ik vond dit zo merkwaardig dat ik een vriendje met kennis
van het pianospel vroeg of dit de componist wel zo heeft bedoeld maar
daarop wist hij ook geen antwoord.
Dan komen de momenten van tutti en vooral de grote trom. Dan konden wij
onze lach werkelijk niet meer houden en werden wij uitgelaten.
Muziek voor Snaarinstrumenten, Slagwerk en Celesta (1936/7) is
sedertdien in mijn herinnering gebleven met de merkwaardige aantekening
dat ik het grotendeels nooit mooi gevonden heb. Neem nu het begin, een
donkere ruimte tussen oude huizen alwaar de zwerfkatten zich verzamelen
en gezamenlijk een oorsnerpend gejank beoefenen. Deze smart
vinden we vaak terug bij de meester, het is zijn intiemste uiting van
droeve gevoelens. Het geschenk dat hij ons geeft zijn toch altijd weer
die ouderwets melodieuze klanken die geschikt zijn om mee te neuriën,
althans te beluisteren met intense aandacht voor een genot.
De combinatie van het afgrijselijke en het hemelse heeft wel een
psychische oorzaak. Ik vraag mij af of de man wel een uitgebalanceerd
karakter heeft gehad en of hij misschien niet schizo was. Volgens de
beschikbare informatie heeft hij een santenkraam aan motieven beheerd
waaruit hij kan putten voor het vervaardigen van nieuwe composities.
Iedere intellectueel, componist of literator maakt een ontwikkeling
door, wat in een encyclopedische beschrijving wordt opgenomen doch dan
moet er wel een rode draad zijn dat het wezenskenmerkende van
het genie laat zien, niet zonder te beseffen dat het genie 'n
ongrijpbaar fenomeen is. Gezien zijn talent komt er altijd wel iets
interessants uit, dat ook de kritiek van de tijd kan doorstaan.
En die is er heus wel geweest. Achteraf zou men nog denken dat de mening
over een première altijd foutief is aangezien in de loop der tijd het
werk wel geaccepteerd zal worden, denk aan het luidkeelse protest na de
Sacre van toehoorders die zich belazerd gevoelden... Een Amerikaanse
musicus zei eens in een interview dat een muzikaal werk zijn tijd nodig
heeft aanvaard te worden. Kan zijn maar dat zal mij toch nimmer gelukken
met 'n Schönberg en 'n Berg hoor.
Bartók werd in de 30er niet gewaardeerd door het Duitse muziekleven. Ik
heb gelezen bij een contemporain zijn verhaal dat deze 'n dirigent vroeg
of je nu wel de musici kan beoordelen op hun correcte manier van
vertolken, nader verklaard (mijn excuus bij voorbaat) of ze echt niet valsspelen?
Hij preciseerde dit zo om een reactie uit te lokken. De dirigent
antwoordde op een ongelofelijk ondiplomatieke manier dat inderdaad een couac niet door het publiek als zodanig ervaren zal worden, hiermede blijk gevend de componist zelf evenmin te waarderen!
Gistermiddag hoorde ik dus een van de laatste werken, met een zo gewoon
mogelijke titel als Concert voor Orkest (1943). Ook hier herken ik
heerlijke motieven maar krijg ik kippenvel van schrille klanken. Voor
een toehoorder is de ritmiek nauwelijks te analyseren. Maar het geheel
is wel degelijk een muzikaal werk, ik zou hem een geniaal warhoofd
durven noemen.
Jos Heitmann
AMSTERDAM, 17 VIII 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten