Pagina's

26 november 2013

Bartók leerde ik kennen op de Jeugdconcerten vanaf 1956

Hyves Vrijheid van Mening 18 aug 2009, 20:26  

Bartók leerde ik kennen op de Jeugdconcerten, speciaal op de woensdagmiddag gehouden om de intelligente middelbare schooljeugd de liefde voor de muziek bij te brengen.

Nu was dit eigenlijk voor mijn eliteschool (pdf) minder van toepassing aangezien er onnoemelijk veel jongens al een muzikale scholing genoten hadden waarmede waarlijk een heus schoolorkest geformeerd kon worden! Benevens een schoolkoor waarvan 'n opname eens door de VARA werd uitgezonden, de toen nog in de zuilenmaatschappij fervent socialistische omroep, welke aankondiging op school niet zonder hilariteit werd ontvangen.



Zitten in de zaal van het concertgebouw is schier een voorrecht. Wij lazen de namen van de componisten en wisten nog niet dat die van Gustaaf Mahler en Felix Mendelssohn in de Oorlog- en Bezettingstijd zijn overgeschilderd geworden. Maar het meest moesten wij jongens grinniken om de zeventiende-eeuwer Lully.

Het podium stond vol met instrumenten: naast die van het symfonieorkest, waarvan ik op de lagere school tijdens muziekles (mijn cahier bezit ik nog!) al een uitleg had gekregen, een vleugel en een celesta. Extra slagwerk als de xylofoon.

Scherp toeziend viel het mij op dat sommige musici meerdere blaasinstrumenten bespeelden en er derhalve een naast hun stoel hadden geparkeerd. Ik vond dit zo merkwaardig dat ik een vriendje met kennis van het pianospel vroeg of dit de componist wel zo heeft bedoeld maar daarop wist hij ook geen antwoord.

Dan komen de momenten van tutti en vooral de grote trom. Dan konden wij onze lach werkelijk niet meer houden en werden wij uitgelaten.

Muziek voor Snaarinstrumenten, Slagwerk en Celesta (1936/7) is sedertdien in mijn herinnering gebleven met de merkwaardige aantekening dat ik het grotendeels nooit mooi gevonden heb. Neem nu het begin, een donkere ruimte tussen oude huizen alwaar de zwerfkatten zich verzamelen en gezamenlijk een oorsnerpend gejank beoefenen. Deze smart vinden we vaak terug bij de meester, het is zijn intiemste uiting van droeve gevoelens. Het geschenk dat hij ons geeft zijn toch altijd weer die ouderwets melodieuze klanken die geschikt zijn om mee te neuriën, althans te beluisteren met intense aandacht voor een genot.
De combinatie van het afgrijselijke en het hemelse heeft wel een psychische oorzaak. Ik vraag mij af of de man wel een uitgebalanceerd karakter heeft gehad en of hij misschien niet schizo was. Volgens de beschikbare informatie heeft hij een santenkraam aan motieven beheerd waaruit hij kan putten voor het vervaardigen van nieuwe composities. Iedere intellectueel, componist of literator maakt een ontwikkeling door, wat in een encyclopedische beschrijving wordt opgenomen doch dan moet er wel een rode draad zijn dat het wezenskenmerkende van het genie laat zien, niet zonder te beseffen dat het genie 'n ongrijpbaar fenomeen is. Gezien zijn talent komt er altijd wel iets interessants uit, dat ook de kritiek van de tijd kan doorstaan.

En die is er heus wel geweest. Achteraf zou men nog denken dat de mening over een première altijd foutief is aangezien in de loop der tijd het werk wel geaccepteerd zal worden, denk aan het luidkeelse protest na de Sacre van toehoorders die zich belazerd gevoelden... Een Amerikaanse musicus zei eens in een interview dat een muzikaal werk zijn tijd nodig heeft aanvaard te worden. Kan zijn maar dat zal mij toch nimmer gelukken met 'n Schönberg en 'n Berg hoor.

Bartók werd in de 30er niet gewaardeerd door het Duitse muziekleven. Ik heb gelezen bij een contemporain zijn verhaal dat deze 'n dirigent vroeg of je nu wel de musici kan beoordelen op hun correcte manier van vertolken, nader verklaard (mijn excuus bij voorbaat) of ze echt niet valsspelen? Hij preciseerde dit zo om een reactie uit te lokken. De dirigent antwoordde op een ongelofelijk ondiplomatieke manier dat inderdaad een couac niet door het publiek als zodanig ervaren zal worden, hiermede blijk gevend de componist zelf evenmin te waarderen!

Gistermiddag hoorde ik dus een van de laatste werken, met een zo gewoon mogelijke titel als Concert voor Orkest (1943). Ook hier herken ik heerlijke motieven maar krijg ik kippenvel van schrille klanken. Voor een toehoorder is de ritmiek nauwelijks te analyseren. Maar het geheel is wel degelijk een muzikaal werk, ik zou hem een geniaal warhoofd durven noemen.

Jos Heitmann
AMSTERDAM, 17 VIII 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten